VLAANDEREN: Waterkwaliteit in het Leiebekken boekt vooruitgang

De globale waterkwaliteitsverandering in het Leiebekken voor de periode 1990-2009 geeft aan dat waar een goede oppervlaktewaterkwaliteit is gemeten, deze toestand over de jaren heen behouden blijft. Alhoewel de waterkwaliteit op heel wat meetplaatsen vooruitgang heeft geboekt, wordt de voorgestelde basiskwaliteitsnorm op verschillende plaatsen nog niet gehaald.

Positief nieuws voor het Leiebekken

Sinds 2007 is het Leiebekken niet meer het meest vervuilde bekken van Vlaanderen. Er wordt hard gewerkt om via de bouw van rioolwaterzuiveringsinfrastructuur, vergunningen en heffingen de kwaliteit van het oppervlaktewater te verbeteren. Met succes, want traag maar zeker verbetert de kwaliteit en keren een aantal vissoorten terug (lees meer >>).

De meerderheid van de fysico-chemische meetpunten behoort in 2007 tot de klasse ‘matig verontreinigd’ (50%). Slechts 20% is ‘aanvaardbaar’ tot ‘niet verontreinigd’, geen enkele meetplaats is ‘zwaar verontreinigd’ en 17% is minstens een klasse verbeterd t.o.v. 2006.
Bijna 20% van de meetplaatsen voor biologische waterkwaliteit (op basis van macro-invertebraten¹) voldoet in 2007 aan de basiskwaliteitsnorm (BBI²>7, ter vergelijking: gemiddeld in Vlaanderen voldoet 36% aan de basiskwaliteitsnorm). Het grootste aandeel van de meetplaatsen (44%) is geëvolueerd naar ‘matig’. Tegenover 2006 is meer dan de helft van de onderzochte meetplaatsen een klasse verbeterd.

De Belgische Biotische Index (BBI) geeft een geïntegreerd beeld van de chemische, biotische en fysische karakteristieken van water, waterbodem, invloed van de oevers e.d. Klik hier voor een pdf-formaat.



Alle geklasseerde waterlopen in Vlaanderen, en dus ook die in het Leiebekken, moeten aan de basiskwaliteitsnormen voldoen. Onder impuls van enkele Europese richtlijnen zijn aan een aantal oppervlaktewateren één of meerdere specifieke functies toegekend, waarvoor telkens specifieke kwaliteitsnormen gelden. Het overgrote deel (70%) van de waterlopen (uitgedrukt in lengte) in het Leiebekken heeft de functie basiskwaliteit. Het Kanaal Bossuit-Kortrijk, Roeselare-Leie en de Leie stroomopwaarts Wielsbeke hebben kwaliteitsdoelstelling viswater. Het Kanaal Bossuit-Kortrijk heeft van Moen tot Stasegem ook de bestemming drinkwaterproductie. De afgesneden Leiemeander Vosselareput heeft als kwaliteitsdoelstelling, naast viswater, ook zwemwater.


Leie evolueert in gunstige zin

Tijdens de jaren ’90 was de kwaliteit van de Leie over de volledige loop zeer slecht, zowel op fysisch-chemisch vlak (PIO³), als wat de biologische kwaliteit (BBI) betreft. Tot 2004 was de biologische kwaliteit globaal gezien slecht; enkel in het deel tussen Deinze en Gent werd sporadisch een matige BBI vastgesteld. Sinds 2005 is er een spectaculaire verbetering waar te nemen, die zich reeds manifesteert ter hoogte van de grens met Frankrijk te Wervik. In 2007 werd hier voor het eerst een goede biologische kwaliteit behaald. Deze verbetering komt tot stand door de saneringsinspanningen aan Franse en Waalse zijde (o.a. RWZI Komen (2003), Grimonpont, Armentiers, Quesnoy-sur-Deûle, Warneton (2007)).

Ook het opstarten van de RWZI van Beveren-Leie (2008) en Olsene (2007) en de aanleg van bijhorende collectoren, zorg(d)en aan Vlaamse zijde verder voor een aanzienlijke verbetering. Ook de verdere loop van de Leie in Vlaanderen evolueerde in 2006 en 2007 in gunstige zin, zowel de PIO als de BBI. In het deel ‘Toeristische Leie’ tussen Deinze en Gent wordt t.h.v. Astene in 2007 voor het eerst een BBI van 7 gehaald.

Tot 2005 was ook de PIO globaal gezien ‘verontreinigd’. In 2007 was de zuurstofhuishouding voor het eerst sinds de metingen overal ‘matig verontreinigd’. Ook in 2006 was de verbetering reeds duidelijk merkbaar.

Bestemming viswater

De Leie heeft vanaf Zulte de wettelijke bestemming ‘viswater’. De viswaterkwaliteitsnormen worden echter maar voor enkele parameters gehaald; er is een overschrijding voor nitriet (zoals het geval is voor bijna alle viswaters in Vlaanderen), ammonium, totaal fosfor, zwevende stoffen en opgeloste zuurstof.
De oude Leie-armen hebben ook de bestemming ‘viswater’. De kwaliteit varieert van ‘aanvaardbaar’ tot ‘matig verontreinigd’, waarbij de verontreiniging afkomstig is van industrieel en/of huishoudelijk afvalwater.

Bronnen van vervuiling

De voornaamste bronnen van verontreiniging (aangevoerd via de zwaar vervuilde zijwaterlopen o.a. de Mandel, Heulebeek, Oude Mandel) zijn industrie (voornamelijk voedingsindustrie), huishoudelijk afvalwater en landbouw. Het Leiebekken scoort zeer slecht op vlak van nitraatoverschrijdingen. De Leie zelf ontvangt daarnaast ook het afvalwater van enkele belangrijke textielbedrijven en bedrijven uit de voedingsindustrie.

Welke vooruitgang verwacht men de komende jaren?

In het stroomgebied van de gehele Leie lozen thans ongeveer 501.495 inwoners. De rioleringsgraad bedraagt momenteel bijna 84,6%, wat overeenkomt met het Vlaamse gemiddelde. Aangenomen dat alle woningen effectief aansluiten op de aanwezige riolering bedraagt de zuiveringsgraad in het stroomgebied 55,9%, wat toch nog een stuk lager is dan het Vlaamse gemiddelde (ongeveer 70,6%). De toekomstige zuiveringsgraad, na uitvoering van de momenteel geplande bovengemeentelijke inspanningen, bedraagt 80,3% (collectorwerken, verdere uitbouw zuiveringsinfrastructuur o.a. in Ledegem, Moorslede en Pittem).

Samenvatting

Samenvattend kan dus gesteld worden dat er vandaag, net zoals in de rest van Vlaanderen, nog heel wat middelen worden geïnvesteerd in de verbetering van de oppervlaktewaterkwaliteit in het stroomgebied van de Leie. Deze investeringen zullen in de komende jaren een verdere kwaliteitsverbetering van het oppervlaktewater bewerkstelligen.

Bron: Marieke Baeyens en Philippe Kimpe, Vlaamse Milieumaatschappij – buitendienst Oostende


1 Macro-invertebraten (letterlijk: met het blote oog waarneembare ongewervelden): ongewervelde zoetwaterdieren die ongeveer 0,5 cm groot zijn en waartoe kreeftjes, schelpdiertjes, bloedzuigers en andere kleine organismen behoren. Ze zijn gevoelig voor wijzigingen in het milieu. De invloed van een positieve of negatieve verandering in een biotoop kan worden afgeleid uit de samenstelling van de levensgemeenschap van de aanwezige macro-invertebraten; macro-invertebraten worden daarom als bio-indicator gebruikt om de biologische kwaliteit van een oppervlaktewater weer te geven.

2 PIO: prati-index voor zuurstofverzadiging. Deze index meet de aanwezigheid van opgeloste zuurstof in het water en krijgt een slechte score bij lage zuurstofconcentraties, maar ook bij oververzadiging; die treedt immers op bij eutrofiëring - een verschijnsel dat de kwaliteit aantast.

3 BBI: Belgische Biotische Index. De beoordeling van de biologische waterkwaliteit die steunt op de aan- of afwezigheid van aquatische macro-invertebraten. De indexwaarde schommelt tussen 0 (uiterst slechte kwaliteit) en 10 (zeer goede kwaliteit).


>> Terug

 

Reacties op de nieuwsbrief en/of voorstellen voor artikels zijn welkom >>