|
|||
De globale waterkwaliteitsverandering in het Leiebekken voor de periode 1990-2009 geeft aan dat waar een goede oppervlaktewaterkwaliteit is gemeten, deze toestand over de jaren heen behouden blijft. Alhoewel de waterkwaliteit op heel wat meetplaatsen vooruitgang heeft geboekt, wordt de voorgestelde basiskwaliteitsnorm op verschillende plaatsen nog niet gehaald.
Leie evolueert in gunstige zin Tijdens de jaren ’90 was de kwaliteit van de Leie over de volledige loop zeer slecht, zowel op fysisch-chemisch vlak (PIO³), als wat de biologische kwaliteit (BBI) betreft. Tot 2004 was de biologische kwaliteit globaal gezien slecht; enkel in het deel tussen Deinze en Gent werd sporadisch een matige BBI vastgesteld. Sinds 2005 is er een spectaculaire verbetering waar te nemen, die zich reeds manifesteert ter hoogte van de grens met Frankrijk te Wervik. In 2007 werd hier voor het eerst een goede biologische kwaliteit behaald. Deze verbetering komt tot stand door de saneringsinspanningen aan Franse en Waalse zijde (o.a. RWZI Komen (2003), Grimonpont, Armentiers, Quesnoy-sur-Deûle, Warneton (2007)). Ook het opstarten van de RWZI van Beveren-Leie (2008) en Olsene (2007) en de aanleg van bijhorende collectoren, zorg(d)en aan Vlaamse zijde verder voor een aanzienlijke verbetering. Ook de verdere loop van de Leie in Vlaanderen evolueerde in 2006 en 2007 in gunstige zin, zowel de PIO als de BBI. In het deel ‘Toeristische Leie’ tussen Deinze en Gent wordt t.h.v. Astene in 2007 voor het eerst een BBI van 7 gehaald. Tot 2005 was ook de PIO globaal gezien ‘verontreinigd’. In 2007 was de zuurstofhuishouding voor het eerst sinds de metingen overal ‘matig verontreinigd’. Ook in 2006 was de verbetering reeds duidelijk merkbaar. Bestemming viswater De Leie heeft vanaf Zulte de wettelijke bestemming ‘viswater’. De viswaterkwaliteitsnormen worden echter maar voor enkele parameters gehaald; er is een overschrijding voor nitriet (zoals het geval is voor bijna alle viswaters in Vlaanderen), ammonium, totaal fosfor, zwevende stoffen en opgeloste zuurstof. De oude Leie-armen hebben ook de bestemming ‘viswater’. De kwaliteit varieert van ‘aanvaardbaar’ tot ‘matig verontreinigd’, waarbij de verontreiniging afkomstig is van industrieel en/of huishoudelijk afvalwater. Bronnen van vervuiling De voornaamste bronnen van verontreiniging (aangevoerd via de zwaar vervuilde zijwaterlopen o.a. de Mandel, Heulebeek, Oude Mandel) zijn industrie (voornamelijk voedingsindustrie), huishoudelijk afvalwater en landbouw. Het Leiebekken scoort zeer slecht op vlak van nitraatoverschrijdingen. De Leie zelf ontvangt daarnaast ook het afvalwater van enkele belangrijke textielbedrijven en bedrijven uit de voedingsindustrie. Welke vooruitgang verwacht men de komende jaren? In het stroomgebied van de gehele Leie lozen thans ongeveer 501.495 inwoners. De rioleringsgraad bedraagt momenteel bijna 84,6%, wat overeenkomt met het Vlaamse gemiddelde. Aangenomen dat alle woningen effectief aansluiten op de aanwezige riolering bedraagt de zuiveringsgraad in het stroomgebied 55,9%, wat toch nog een stuk lager is dan het Vlaamse gemiddelde (ongeveer 70,6%). De toekomstige zuiveringsgraad, na uitvoering van de momenteel geplande bovengemeentelijke inspanningen, bedraagt 80,3% (collectorwerken, verdere uitbouw zuiveringsinfrastructuur o.a. in Ledegem, Moorslede en Pittem). Samenvatting Samenvattend kan dus gesteld worden dat er vandaag, net zoals in de rest van Vlaanderen, nog heel wat middelen worden geïnvesteerd in de verbetering van de oppervlaktewaterkwaliteit in het stroomgebied van de Leie. Deze investeringen zullen in de komende jaren een verdere kwaliteitsverbetering van het oppervlaktewater bewerkstelligen. Bron: Marieke Baeyens en Philippe Kimpe, Vlaamse Milieumaatschappij – buitendienst Oostende 1 Macro-invertebraten (letterlijk: met het blote oog waarneembare ongewervelden): ongewervelde zoetwaterdieren die ongeveer 0,5 cm groot zijn en waartoe kreeftjes, schelpdiertjes, bloedzuigers en andere kleine organismen behoren. Ze zijn gevoelig voor wijzigingen in het milieu. De invloed van een positieve of negatieve verandering in een biotoop kan worden afgeleid uit de samenstelling van de levensgemeenschap van de aanwezige macro-invertebraten; macro-invertebraten worden daarom als bio-indicator gebruikt om de biologische kwaliteit van een oppervlaktewater weer te geven. |
|||
Reacties op de nieuwsbrief en/of voorstellen voor artikels zijn welkom >> |