VLAANDEREN: Visbestand in de Leie herstelt zich

Héél wat vroeger…

Uit historische visbestandopnames en oudere documenten, blijkt dat de Leie al minstens van 1774 te kampen heeft met overbevissing en verontreiniging. Eén document spreekt zelfs van een vangstbeperking en verbod op gebruik van bepaalde vistuigen. De verontreiniging zou te wijten zijn aan de vlasindustrie. In 1924 werd De Leie door een stuw in twee panden verdeeld: één pand stroomopwaarts Astene, waarin quasi géén vis meer voorkomt, en één pand stroomafwaarts Astene, waar nog wel vis in leeft. De stuw werd opzettelijk geplaatst om het vervuilde water te scheiden van het propere water en zo het vlas te beschermen.

Vroeger…

Ondanks de overbevissing en de reeds vroeg aanwezige verontreiniging, blijkt uit historische gegevens dat tussen 1890 en 1930 een verrassend goede visstand aanwezig was in de Leie. Volgende soorten kwamen toen voor: alver, baars, bittervoorn, blankvoorn, bot, brasem, grote modderkruiper, karper, kleine modderkruiper, kwabaal, paling, pos, regenboogforel, rivierdonderpad, riviergrondel, snoek, snoekbaars, tiendoornige stekelbaars, winde, zeelt, zeeprik en zonnebaars.

Na 1930 ging het echter bergaf met de visstand. In de jaren ’90 werden door het toenmalig Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer (nu INBO) meerdere visloze opmetingen gedaan. Quasi de gehele lengte van de rivier, behalve ter hoogte van Deinze, bleek visloos. De verslechterde waterkwaliteit maar ook het rechttrekken van de oevers, verdwijnen van typische schuilplaatsen voor vissen, en het plaatsen van vismigratieknelpunten zoals stuwen, hebben hier toe bijgedragen.

Nu…

De veelvuldige inspanningen op het vlak van waterzuivering, en projecten om vismigratie te bevorderen en opnieuw natuurlijke structuren in de oevers te krijgen (bv. paaiplaatsen d.m.v. een vooroeververdediging tegen de golfslag) hebben duidelijk resultaat opgeleverd. Recente afvissingen door het INBO maar ook door de Provinciale Visserijcommissie van Oost-Vlaanderen, tonen aan dat er weer vis in de Leie zit. Het visbestand herstelt zich zelfs behoorlijk explosief, in dien verstande dat het voorlopig nog wel vooral enkele soorten zijn die de grootste massa uitmaken, maar dat toch ook andere soorten weer terug aan het komen zijn. Blankvoorn, giebel, paling en kolblei zijn het meest voorkomend. Ook karper doet het tegenwoordig weer uitstekend. Toch is het visbestand nog fragiel, en vissterfte komen nog regelmatig voor. Op zich hoeft vissterfte overigens, paradoxaal genoeg, niet altijd negatief gezien te worden: het betekent dat een water dat vroeger biologisch dood was, nu al voldoende van kwaliteit is verbeterd om (tijdelijk) leven te bevatten.


Niet alleen waterkwaliteit…


Een vis kan je een beetje met een mens vergelijken: hij zoekt bepaalde plaatsen op om de liefde te bedrijven, maar zal andere plekken gebruiken om te eten, te slapen, te rusten, en heeft weer andere plekken nodig om z’n kindjes ‘groot te brengen’. Een vis zal al die plaatsen in de rivier moeten gaan zoeken. Daar komt weer het belang van vismigratie kijken, want om bepaalde plekjes die hij nodig heeft te bereiken, zal een vis zich vroeg of laat moeten kunnen verplaatsen. Maar daarnaast komt ook het belang van een goede oeverstructuur naar voren: veel jonge visjes gaan in de oever schuilplaatsen zoeken om op te groeien, volwassen vissen leggen soms hun eitjes in de oeverzones. En daar wringt soms het schoentje: in rechtgetrokken rivieren en kanalen met rechte, vaak gebetonneerde oeverwanden, ontbreekt het de vissen aan de nodige structuren in de oever om hun ding te doen. In het Seine-Schelde project wordt daarom ook de nodige aandacht aan natuurvriendelijke oevers en paaiplaatsen voor vissen in de oever geschonken.

Toekomst?

We zijn er nog niet helemaal: er zijn nog verschillende vismigratieknelpunten, lozingspunten, overstorten, enzovoort, om op te lossen. Een aantal hiervan worden ook in het Seine-Scheldeproject opgenomen. W&Z, ANB, Provinciale diensten, gemeentes, VMM, Aquafin, Provinciale Visserijcommissies,… dragen alle hun steentje bij om het visbestand en de waterloop weer gezond te krijgen.

Bron: Alain Dillen, provinciaal visserijbioloog, ANB Oost-Vlaanderen

Referenties:
Van Thuyne, G. et al. (2004). Visbestanden in de leie (2003). Rapporten van het instituut voor bosbouw en wildbeheer - sectie visserij, 2004(101). Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer: Hoeilaart: Belgium. 13 pp.,
Van Thuyne, G. et al. (2006). Visbestandopnames op het Schipdonkkanaal (2005). Rapporten van het instituut voor bosbouw en wildbeheer - sectie visserij, 2006(155). Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer: Hoeilaart-Groenendaal: Belgium. 12 pp.,
Vrielynck, S. et al. (2002). De visbestanden in vlaanderen anno 1840-1950: een historische schets van de referentietoestand van onze waterlopen aan de hand van de visstand, ingevoerd in een databank en vergeleken met de actuele toestand. Rapporten van het instituut voor bosbouw en wildbeheer - sectie visserij, 2002(89). Instituut voor Natuurbehoud: Groenendaal: Belgium. 271 pp.,


>> Terug

 

Reacties op de nieuwsbrief en/of voorstellen voor artikels zijn welkom >>