Kanaal ecologische corridor | Newsletter 05 | maart 2021
   
 
De huismus is dichterbij dan je denkt

Interview met Erik Etienne, medeoprichter van de mussenwerkgroep van Sint-Gillis en Schaarbeek,
en coördinator van de gewestelijke koepel van de mussenwerkgroepen in Brussel.


Kan je de huismus eens beschrijven?

E. E. - De huismus is een kleine zangvogel van 14-15 cm lang en weegt evenveel als 3 noten, dus zo’n 14 à 15 gram. Het is een vogel die vooral granen eet en daarom een krachtige snavel heeft, waarmee hij het vlies rond de zaden verwijdert.
© Le Cahier du Moineau, 2de editie
Dankzij onze werkgroep Media hebben we kunnen zien dat hij zich ook voedt met bloemen, knoppen, bladeren, grassprietjes, vruchten, en natuurlijk met zaden van wilde planten zoals gewoon varkensgras of straatgras. Zijn bruine verenkleed maakt dat hij eigenlijk in geen enkele omgeving echt opvalt. Het mannetje onderscheidt zich wel van het vrouwtje door zijn grijze kruin, het zwart rond zijn ogen en een zwarte bef onder de snavel. Het vrouwtje heeft een crèmekleurige wenkbrauwstreep, die het mannetje niet heeft. Een andere typische eigenschap van deze mus is zijn snelle vleugelslag (13 slagen per seconde). Mussenparen kunnen tot 4 broedsels per jaar krijgen, met een gemiddelde van 3 tot 5 jongen per broedsel.

De huismus is een zogenaamde cultuurvolger. Wat wordt daarmee bedoeld?

E. E. - Dat betekent dat huismussen graag gebruikmaken van menselijke voorzieningen, zowel voor voedsel als voor nestgelegenheid. Ze pikken graag een graantje mee bij het voederen van kippen en maken graag een nest onder de dakpannen. In die zin heeft de huismus zijn naam dus niet gestolen. Het samenleven van mens en mus begon 10.000 tot 12.000 jaar geleden in het Midden-Oosten, bij het begin van het Neolithicum, toen de mens de landbouw ontdekte en verder ontwikkelde. Oorspronkelijk stammen mussen af van een gemeenschappelijke voorouder uit diezelfde regio. Uit die gemeenschappelijke voorouder zijn twee groepen ontstaan: een groep van vogels die in het wild bleven leven en bleven trekken, en een andere groep - waartoe de huismus dus behoort - die zich ging hechten aan de neolithische bevolkingsgroepen, hun teelten, graanopslagplaatsen en huizen. Samen met de mens is de huismus zich dan beginnen te verplaatsen over de hele aarde en is hij uitgegroeid tot een echte wereldburger.

© Erik Etienne
Die afhankelijkheid werd in de loop van de tijd alleen maar sterker, in die mate dat de huismus nu een ‘honkvaste’ vogel genoemd wordt. Een frappant voorbeeld daarvan is dat dorpjes waar geen mensen meer wonen uiteindelijk zelfs door de mussen verlaten worden, zelfs al zijn daar nog voldoende nestholtes en voedselvoorraden! Ook door het verdwijnen van groen aan de rand van steden (akkers, gewassen, braakland,...) als gevolg van toenemende bebouwing, werd de mus gedwongen om zich aan te passen en op zoek te gaan naar voedsel in de nabijheid van de mens. Zo zien we hem regelmatig op caféterrassen of in parken, op zoek naar voedselrestjes die mensen hebben achtergelaten.

Hoe zit het met de evolutie van de huismussenpopulatie in het Brussels gewest de voorbije decennia?

E. E. - Tussen 1992 en 2016 is het aantal huismussen in het Brussels gewest met 95% gedaald! Die trend zien we ook in andere grote Europese steden. De ineenstorting van de populatie wordt veroorzaakt door verschillende factoren. Loodvrije benzine, vogelmalaria, lawaai en zelfs elektromagnetische golven spelen een rol, maar de voornaamste oorzaken zijn het verdwijnen van natuurlijke voedselbronnen en nestplaatsen.

© Erik Etienne
De huismus is sterk afhankelijk van de mens en maakt zijn nest in holtes in gebouwen, in balkgaten of onder dakgoten bijvoorbeeld. Maar wanneer een gebouw tegenwoordig gerenoveerd wordt, worden kieren en spleten langs de buitenkant meestal dichtgemaakt waardoor de toegang tot een mogelijke nestplaats dus verloren gaat. In het geval van nieuwbouw is de toestand dramatisch. Nieuwe gebouwen worden over het algemeen luchtdicht afgewerkt, geïsoleerd, en geen enkele holte waarin mussen (of andere vogels) nog zouden kunnen broeden, wordt nog open gelaten.


Zijn er in de kanaalzone nog groepjes mussen overgebleven?

© Erik Etienne
E. E. - Om de redenen die ik zonet vermeld heb, leven de resterende groepjes nogal verspreid van elkaar en zijn ze versnipperd. In het zuiden, in Anderlecht, is er een interessante mussenkolonie in de wijk Het Rad, dicht bij de COOVI-campus, tegen een aantal oudere gebouwen. Nog in Anderlecht worden regelmatig kleine groepjes mussen waargenomen rond het Biestebroekdok. In het noorden zitten er regelmatig mussen in het groen rond de Brussels Royal Yacht Club, en ook iets verder stroomafwaarts, tussen een grote brandstoffenopslagplaats en de Heembeekkaai , worden ze wel eens gespot. Huismussen komen zich ook voeden met graan dat op de grond is gevallen op de terreinen van de CERES-molens, op de rechteroever van het kanaal.

In het centrum van Brussel, tegenover de Koolmijnenkaai, worden er enkele vogels waargenomen ter hoogte van het Klein Kasteeltje. Iets verderop, in een zone van aan het IJzerplein tot het Redersplein, met daarbij het Maximiliaanpark en het gebied errond, zouden er nog een honderdtal paren leven.
© Erik Etienne
Tot voor kort moeten er zeker nog meer geweest zijn, tot voor de afbraak van verschillende oude gebouwen langs de Willebroekkaai. Die hebben plaatsgemaakt voor moderne appartementen, waarin het voor mussen onmogelijk is om een nestplaats te vinden. Interessant om weten is trouwens dat de mussen vorige lente konden profiteren van de tijdelijke onderbreking van een van de bouwwerven om zich te nestelen in de ruimten die nog niet waren dichtgemaakt! Veel van die mussen vinden een veilige haven in de Boerderij van het Maximiliaanpark, een groene ruimte waar ze onder andere een klein boerenerf, een gevarieerde plantengroei, een composthoop en waterpartijen vinden.

In Brussel ontstaan er de laatste jaren her en der mussenwerkgroepen.
Wat doen zij om de Brusselse mussenpopulatie te beschermen en te herstellen?


E. E. - De eerste mussenwerkgroep werd in 2016 opgericht in Sint-Gillis. Sindsdien zijn er in het Brussels gewest nog 13 andere groepen opgericht op initiatief van burgers, met uitzondering van Schaarbeek, waar de gemeente zelf de aanzet gaf voor de lokale werkgroep. Die groepen doen verschillende dingen: het publiek informeren over hun initiatieven, mussenpopulaties en nestplaatsen lokaliseren, contact opnemen met de eigenaars van gebouwen waar mussen hun nest hebben zodat ze acties kunnen ondernemen om de mussen daar te beschermen en te zorgen dat ze er kunnen blijven.

© Eric Walravens
Die acties zijn in de vorm van in totaal 5 tips opgenomen in het Cahier du Moineau, een document dat bij het project hoort. Het eerste wat je kan doen, is een voederplank aanbrengen. Uiteraard is dat geen mirakeloplossing maar door op die manier bij te voederen, kunnen mussen toch voldoende voedsel vinden wanneer het weer tegenslaat (koude of hittegolven) of wanneer er in de omgeving weinig kwalitatief voedsel te vinden is. Met een voederplank kan je de mussen ook in alle rust observeren en beter leren kennen. Behalve extra voedsel kan je ook zorgen voor vers water, en een beetje zand en grind zodat de mussen hun ‘stofbad’ kunnen nemen. Vergeet ten slotte ook geen droog gras en stro, voor de bouw van een nest. De tweede tip gaat over een ingreep op langere termijn, waarbij je stukken grond gaat beplanten en gaat zorgen voor meer variatie in je groenzones, om zo de biodiversiteit op te krikken. Dat helpt de mussen om voedsel en een geschikte nestplaats te vinden. Ten derde: een tip die weinig geld kost, namelijk nestkastjes ophangen. De vierde tip is ervoor zorgen dat de openingen en holle ruimtes in een gebouw toegankelijk blijven, maar je kan ook bijkomende openingen maken. In de gevels van je gebouw kan je bijvoorbeeld nestkastjes inmetselen, naar aanleiding van een renovatie of bij nieuwbouw. Bij de oorzaken van de achteruitgang van de mus in bepaalde gebieden moet ik nog het verdwijnen van kleine boerenerven vermelden, en dat al vanaf het einde van de 19e eeuw. Daarom is de vijfde en laatste tip om een kippenhok te bouwen, want daar kunnen mussen graantjes en insecten vinden, maar ook water, stof en pluimen voor hun nest.

Tegelijkertijd zijn op initiatief van leden van de mussenwerkgroepen ook specifieke werkgroepen opgericht, onder de gewestelijke koepel. Elke werkgroep houdt zich met een specifiek thema bezig, zoals vorming, onderzoek, pedagogische initiatieven voor kinderen, communicatie via de verschillende media en levende gebouw.

Tot slot nog deze bedenking: in de kanaalzone op het grondgebied van de stad Brussel bestaat er nog geen mussenwerkgroep. Geïnteresseerden weten bij deze wat hen te doen staat!

Grenzeloze Schelde, februari 2021

Meer informatie:
Mussenwerkgroepen (FR) les Groupes Moineaux: >
Le Cahier du moineau (FR) >
 

Terug naar de inhoudsopgave >