Kanaal ecologische corridor | Newsletter 03 | oktober 2020
   
 
Vogels langs het kanaal in Brussel


© Grenzeloze Schelde

De Zenne, de rivier waarlangs Brussel ooit is ontstaan, stroomt voor twee derde onder de grond, maar toch wordt de hoofdstad over een afstand van 14 km nog steeds doorkruist door een belangrijke, zij het kunstmatige waterweg: het kanaal. Wie er een kaart bijneemt, ziet slechts één blauwe lijn maar eigenlijk komen er vlak bij het IJzerplein twee kanalen samen: het kanaal Charleroi-Brussel in het zuiden, ingehuldigd in 1832, en het zeekanaal Brussel-Schelde (vroeger het kanaal van Willebroek) in het noorden, dat in gebruik genomen werd in 1561. Ze verschillen dan wel qua leeftijd, maar hun grootste overeenkomst is dat ze zich allebei in de Zennevallei bevinden.

Oorspronkelijk werden deze kanalen aangelegd om het goederenvervoer per boot te bevorderen, en tot op vandaag blijft dat de belangrijkste functie. Daarnaast wordt deze waterweg in Brussel tegenwoordig ook gebruikt voor pleziervaart en watersport (roeien, ...), personenvervoer en toeristische boottochten. Het kanaal doet ook dienst als stormbekken bij hevige regenval en de omgeving is een plek geworden waar het aangenaam wonen en wandelen is. Naast die functies speelt het kanaal een belangrijke rol op ecologisch vlak, wat lange tijd onderbelicht en zelfs genegeerd werd. Van zuid naar noord verbindt de waterweg over een afstand van 76 km immers de Samber met de Schelde. Daarmee is het kanaal een erg belangrijke ecologische corridor, waar heel wat soorten – waaronder tal van vogels – van gebruikmaken als een vlotte verbindingsroute.

Een paar jaar geleden zijn natuurliefhebbers in Brussel begonnen met het in kaart brengen van de watergebonden biodiversiteit. Verschillende vzw’s verenigden zich in een werkgroep 'Kanaal' en mede daardoor werd er in 2017 een subsidie verworven in het kader van het Natuurplan. Met dat geld kon het project 'Het kanaal, een ecologische corridor in hartje Brussel' ondersteund worden. Dat project moet de verschillende actoren (de Haven van Brussel, de publieke instanties, enz.) sensibiliseren rond de ecologische functie van het kanaal, maar is ook bedoeld om buurtbewoners aan te moedigen en te adviseren zodat zij op hun percelen een aantal natuurvriendelijke ingrepen kunnen doen (aanplantingen, nestkastjes, enz.). Op die manier wordt het ecologisch potentieel van het kanaal versterkt. Aangezien er onder de projectpartners heel wat ornithologen zijn, gaat er ook veel aandacht naar het vogelbestand op en rond het kanaal, waarbij bekeken wordt hoe verschillende (bedreigde) soorten beter ondersteund en beschermd kunnen worden. Laat ons eens kijken naar een aantal specifieke vogelsoorten, in vogelvlucht van zuid naar noord.

Aalscholvers © Yann Coatanéa
Op een paar meter van de sluis in Anderlecht mondt een kleine waterstroom langs zeven kleine watervalletjes uit in het kanaal. Dat is het water van twee beken, de Neerpedebeek en de Broekbeek. Hun monding is een schoolvoorbeeld van het feit dat onze kunstmatige waterwegen natuurlijk gevoed worden door rivieren. De waterkwaliteit van onze rivieren is er de laatste jaren sterk op vooruitgegaan, dankzij de bouw van zuiveringsinstallaties (98% van het afvalwater in Brussel wordt intussen gezuiverd). Daardoor is ook het kanaalwater er uiteraard beter aan toe, wat dan weer goed is voor de waterfauna. In 2016 werden er 15 soorten vis (voorn, paling, baars, ...) geteld. Goed nieuws dus voor de grote aalscholver, een zwarte vogel met een dikke nek die hier en ook op veel andere plaatsen langs het kanaal voorkomt, maar ook voor de ijsvogel, die zich niet alleen graag in de buurt van het kanaal ophoudt maar ook op en rond de Zenne, die op een boogscheut van de sluis in de open lucht stroomt.

© Yann Coatanéa
Iets verderop, op de linkeroever, geeft een infobord meer uitleg bij de vele watervogels in het Schippersdok, een prachtig gebied waar het kanaal een heel stuk breder is en waar een hele reeks boten ligt die inmiddels zijn omgebouwd tot woonboten. Behalve de gebruikelijke meerkoet, waterhoen, wilde eend en andere kokmeeuwen worden er van oktober tot april regelmatig twee soorten eenden waargenomen, soms in grote aantallen. Eerst en vooral de kuifeend, een zoetwaterduikeend met gouden ogen. Het mannetje is herkenbaar aan zijn uitgesproken zwart-witte kleur en zijn kuif die naar achter valt, in zijn nek. Het verenkleed van het vrouwtje is eerder bruin tot lichtbruin. Deze eenden laten zich vrij weinig horen maar kunnen tegelijk heel sociaal zijn, waarbij ze in grote groepen samenzitten op rustig water. Een watervogel die tot de jaren zestig van de vorige eeuw eerder zeldzaam was, is de tafeleend, die intussen een heel gewone verschijning is bij ons. Net als zijn soortgenoot de kuifeend is dit een duikeend die graag gezelschap heeft. Ook hij kleurt zwart op de borst, aan de stuit en aan het uiteinde van zijn snavel, maar anders dan de kuifeend hebben mannelijke tafeleenden rode ogen en een rossig bruine kop. Hij heeft wat moeite met opvliegen vanuit het water en verdwijnt bij gevaar dan ook liever onder het wateroppervlak.

Na een tweede segment, het Biestebroekdok, versmalt het kanaal opnieuw ter hoogte van Kuregem. Hier begeven we ons in een van de meest dichtbevolkte wijken van Brussel, waar er – op een enkele uitzondering na – geen enkele begroeiing is op de kanaaloevers. Stroomafwaarts van de Molenbeekse sluis, op één van de torens van de voormalige brouwerij Bellevue, werden onder impuls van de werkgroep Gierzwaluwen negen driedubbele nestkastjes aangebracht voor de gierzwaluw. Deze vogel keert elk jaar terug naar onze contreien na een duizenden kilometers lange trektocht tot in het zuiden van Afrika. Behalve op de Bellevue-toren kan de gierzwaluw ook terecht in nestkasten op drie andere gebouwen, verderop stroomafwaarts.

De grote gele kwikstaart kom je zowat overal langs het kanaal tegen, zelfs in sterk verstedelijkte zones zoals hier in Sint-Jans-Molenbeek. Deze kleine insectenetende vogel met gele buik en grijze rug profiteert wellicht van de vele bruggen over het kanaal, waar hij een stevige basis voor zijn nest vindt, ver van alle mogelijke stoorzenders. Tussen de sluis en de Vlaamsepoort brengt een koppel wilde eenden al een aantal jaar na mekaar een tiental kuikens ter wereld, op het terras van een voormalige brouwerij die werd omgebouwd tot appartementsblok. Wellicht voelen de eenden zich hier op hun gemak dankzij de weelderige begroeiing op de daken, muren, balkons en op de binnenkoer van het gebouw, onder het goedkeurend oog van de bewoners. De jonge eenden worden haast letterlijk op het dak geboren, ver van het water van het kanaal, en worden daarna verzorgd door vrijwilligers van dierenopvangcentrum Veeweide.

 
Grote gele kwikstaart © Yann Coatanéa   Wilde eend © Marcel Rijdams

Voorbij de Brusselse vijfhoek wordt het kanaal eerst een beetje en dan een heel stuk breder, dat is het grote Vergotedok. Hier heerst een deel van de bedrijvigheid van de haven van Brussel. Vooral meeuwen zijn er talrijk aanwezig, met name de zilvermeeuw en de kokmeeuw, en soms ook de kleine mantelmeeuw, grote mantelmeeuw en de stormmeeuw. Bij het verlaten van het dok vallen een aantal massieve pijlers op: schippers gebruiken die om zich op te oriënteren bij het varen, en verder zijn het geliefde rustpunten voor koppeltjes Nijlganzen.

Het kanaal loopt nu langs het koninklijk domein van Laken, een groot groengebied waarin de grootste kolonie blauwe reigers van het Brussels gewest leeft. Men telt er maar liefst 200 nesten, op stevige takken van grote bomen, en sommige daarvan zijn zelfs zichtbaar vanop het kanaal. Na het koninklijk domein, op een steenworp afstand van de jachthaven, vormt zich regelmatig een meer dan 60 meter lange plas langs een loskade, met wat zand en grind op de bodem. Die biotoop trekt een aantal gewone vogels aan maar ook en vooral de kleine plevier. Die waadvogel is een uiterst zeldzame verschijning geworden in Brussel. Het is een trekvogel die in Afrika overwintert.

 
Kokmeeuw © Yann Coatanéa   Kievit © Yann Coatanéa

In dit deel van het kanaal eist de havenactiviteit weer een hoofdrol op, met onder andere de graanmolens van CERES, waar men vaak schepen kan zien liggen die hun graanproducten komen lossen. De gebouwen van CERES zijn de thuishaven van de grootste kolonie huiszwaluwen in Brussel, met 183 natuurlijke nesten in 2019 (en dat aantal stijgt jaar na jaar). Dat is goed nieuws, zeker als men bedenkt dat er in 2002 nog maar 32 broedparen geteld werden. Oorspronkelijk maakte deze zwaluw zijn nest onder overhangende rotsen, maar hij is erin geslaagd om zich aan te passen aan menselijke constructies. Onder de dakgoten of vensterbanken van gebouwen maakt hij dus zijn kleine nest van klei, zelfs in het centrum van de stad. Op dit moment wordt er gekeken hoe de broedkolonie zich zou kunnen uitbreiden naar andere gebouwen in de onmiddellijke omgeving.

Stroomopwaarts en stroomafwaarts van de Budabrug, kort voor de gewestgrens met Vlaanderen, liggen nog een paar braakliggende terreinen van industrieën die inmiddels verdwenen zijn. Hier kan de natuur opnieuw haar gang gaan, en af en toe levert dat verrassende vondsten op. Zo heeft de kievit in een van deze gebieden al verschillende keren gebroed, gebruikmakend van een stukje open terrein dat jaarlijks wordt gemaaid vóór de lente. En op de oever aan de overkant van het kanaal is er op een verlaten drassig terrein een klein rietveld ontstaan. Dat trekt onder andere de karekiet, watersnip en zwartkop aan.

Hoewel veel van de bovengenoemde soorten nog steeds in het Brussels gewest broeden, is dat al meer dan 30 jaar niet meer het geval voor de oeverzwaluw. Maar zo'n tien kilometer voorbij de gewestgrens broedt de oeverzwaluw nog langs het kanaal, aan het Bos van Aa in Zemst. Hoewel de oeverzwaluw dus niet meer in Brussel broedt, wordt hij er wel nog vaak waargenomen, specifiek boven het kanaal. Zoals zijn naam al doet vermoeden, heeft deze kleine bruine zwaluw een voorliefde voor steile taluds en veranderlijke oevers langs waterlopen en de zee. In die steile wanden graaft hij zijn nest. Is er een kans dat we de oeverzwaluw terug naar Brussel kunnen halen? Daarvoor zouden er kunstmatige nestkasten moeten komen, aangezien de kanaaloevers van steen of beton zijn, en over die optie wordt momenteel volop nagedacht.

 
Oeverzwaluw © Luc Boon   Ooievaar © Yann Coatanéa

Nog in de buurt van de Budabrug strijken er nu al een aantal jaren na mekaar ooievaars neer langs het kanaal. Ze komen uit Planckendael, dat in vogelvlucht maar een 15-tal kilometer hier vandaan ligt. Hier vinden ze voedsel in de vorm van wormen, muizen, amfibieën, grote insecten, ... In 2015 lanceerde de vereniging Brussel Natuur een Plan Ooievaar: er werden platformen met takken aangebracht op bedrijfsterreinen langs het kanaal (Aquiris en Solvay), in de hoop dat daarop de eerste Brusselse ooievaars hun nest komen maken. De bedoeling is ook om te laten zien dat industrie en ontwikkeling van de biodiversiteit perfect hand in hand kunnen gaan, en dat dat zelfs een win-winsituatie kan opleveren voor de natuur én de industrie.

Tot slot vermelden we nog een aantal interessante waarnemingen van ornithologen op de Zenne, die hier vlakbij in open lucht stroomt. Eind oktober 2019 werden op hetzelfde moment zowel de ijsvogel, de pijlstaart als de wintertaling gespot op de rivier. In de Zenne zit overigens ook opnieuw meer vis (15 soorten geteld in 2016), dankzij de ingebruikname van de waterzuiveringsinstallaties.

Meer weten: www.zennekanaal.be
Artikel gepubliceerd in het tijdschrift 'L'homme et l'Oiseau' van het Koninklijk Belgisch Verbond voor de Bescherming van de Vogels, in het eerste trimester van 2020.
 

Terug naar de inhoudsopgave >