BELGIË: Overstromingen: hoe efficiënt is ons waterbeleid?

DE OPLOSSINGEN

De oorzaken van de overstromingen zijn bekend: de natuurlijke functie van de vallei is verloren door onze gebrekkige ruimtelijke ordening, door de ingrepen in de waterlopen en door het veranderd landgebruik. Hierdoor is de bufferfunctie van de ecosystemen - en het watersysteem in het bijzonder - sterk verminderd, waardoor we sneller de gevolgen van extreme omstandigheden ervaren. Extreme omstandigheden waaraan we ons, door de klimaatverandering, vaker mogen verwachten. Het verlies van die ecosysteemdiensten (waaronder het reguleren van waterstromen) leidt tot de huidige problemen: menselijke ellende en zware economische verliezen. Het herstellen van de ecosysteemdiensten in onze zo dicht bevolkte gebieden vereist veel innovatieve concepten, zowel op het vlak van de inrichting van de omgeving, het beheer van de omgeving, de economische inpassing als de besluitvorming. Hiervoor is een waterbeleid nodig dat op het niveau van een volledig stroomgebied geïmplementeerd wordt.



A. Het concept 'vasthouden - bergen - afvoeren >>
B. Inzetten op zuinig en intensief ruimtegebruik >>
C. Gecoördineerde bevoegdheden >>
D. Goed waterbeheer met aangepaste infrastructuur >>
E. Verdere optimalisering van de overstromingsvoorspelling >>
F. Waterbeheer beter (juridisch) onderbouwen >>



A. HET CONCEPT 'VASTHOUDEN - BERGEN - AFVOEREN'

Zeer belangrijk bij het beheer van de waterkwantiteit is het toepassen van het concept ‘vasthouden - bergen - afvoeren’. Het principe ‘vasthouden - bergen - afvoeren’ zorgt ervoor dat wateroverlast niet wordt afgewenteld op stroomafwaarts gelegen gebieden. In de eerste plaats pakt dit concept het probleem van wateroverlast aan de bron aan, in de tweede plaats voorkomt het verdroging. De volgorde van de drie strategieën geeft aan welk beheer de voorkeur geniet.

Water vasthouden

Wat?

In een eerste fase komt het er op aan de neerslag zoveel en zo lang mogelijk vast te houden daar waar hij valt. Bij de strategie van 'vasthouden' is het zeer belangrijk het water voldoende mogelijkheden te bieden om in de bodem te sijpelen. Wanneer water in de bodem infiltreert, vult het de grondwatertafel aan of stroomt het ondergronds naar waterlopen, maar veel trager dan wanneer het van het land-oppervlak afloopt. In beide gevallen neemt de kans op overstroming af.
Een bijkomend voordeel van het bevorderen van infiltratie is de verminderde erosie en toevoer van sedimenten, waardoor er minder slib in de waterlopen terechtkomt en er bijgevolg minder geruimd en gebaggerd moet worden.
Het ingesijpelde water zorgt voor de aanvulling van het grondwater, wat verdroging beperkt. Ook in waterlopen zelf komt het er op aan om waar mogelijk de afvoer te vertragen, onder andere door een aangepaste (natuurlijke) oeverstructuur.

Een neveneffect van infiltratie is dat het de oppervlaktewaterkwaliteit ten goede komt, omdat de riool-overstorten minder vaak in werking treden en het rioleringswater zo efficiënter gezuiverd kan worden.

Waar?

Water vasthouden doe je overal waar het valt – en in het bijzonder in de hoger gelegen gebieden. Bossen en weilanden zijn perfect om water op te vangen, maar ook landbouwgrond moet daarin een rol spelen, onder meer door aangepaste teeltkeuze en bewerkingstechnieken die bodemverdichting tegengaan.

Erosie

Om bodemerosie te bestrijden is een bedekte bodem over het algemeen veel efficiënter en filtert twee tot drie maal beter het water dan een braak stuk grond. Tussen de oogsten in is het primordiaal om altijd een bedekkende vegetatie te behouden. In dezelfde zin zijn geploegde akkers en rijenbouw veel gevoeliger voor erosie dan een grond die wordt bebouwd zonder te ploegen. Grasbufferstroken, hagen, weilanden, tussentijdse teelten zijn de natuurlijke hulpmiddelen die dienen ontwikkeld te worden op alle landbouwgronden met een helling van meer dan 10%. Voor het gebruik van deze technieken kunnen de landbouwers premies aanvragen.


Ook de burger heeft een belangrijke rol hierin. Tussen 1990 en 2010 is de bebouwde oppervlakte in België toegenomen van 16,3 naar 20 procent, terwijl er nauwelijks maatregelen zijn genomen om het hemelwater van al deze verharding te bufferen of te infiltreren. Nieuwe woningen, wijken en industriegebouwen zouden zelf moeten instaan voor de buffering en infiltratie van het water dat op hun dak/terras/parkeerplaatsen valt. 'Waterneutraal bouwen' heet dat in Nederland.
Om de directe gevolgen van bodemafdichting tegen te gaan, zijn er meerdere oplossingen nodig: compactere bebouwing, waterdoorlatende verhardingen, groendaken, regenwaterinfiltratie, herwaardering grachten, …

Naast die privé-ruimte is er ook de openbare ruimte. Professor Willems, hydroloog aan de Katholieke Universiteit Leuven, adviseert in een rapport om in te zetten op infiltratie en bovengrondse buffers om het hoofd te bieden aan de toekomstige problemen met de lokale waterhuishouding. Onderstaande figuur toont alvast hoe dit kan.



Voorbeeld van mogelijkheid tot creatie van bijkomende waterberging in de openbare ruimte (groenvoorzieningen, speeltuinen, ...) (RIONED, 2009).

Modelsimulaties leren ons dat de kans op grote debieten tot 1000 maal lager is onder natuurlijk bos dan onder de huidige bedekking. Maar terugkeren naar deze natuurlijke toestand en alles herbebossen is natuurlijk geen realistisch alternatief. Wel kan ervoor gezorgd worden dat akkers zodanig worden bewerkt dat er minder water afstroomt. Niet-kerende grondbewerking (waarbij de bodem niet wordt omgeploegd voor het inzaaien), gecombineerd met het gebruik van groenbedekkers, is één van dergelijke methodes. Veldexperimenten tonen aan dat de waterafvoer op die manier met 25 tot 30 procent kan verminderd worden. Ook in bebouwde zones zijn (beperkte) maatregelen mogelijk, door bijvoorbeeld particulieren en bedrijven te verplichten water te bufferen en oordeelkundig gebruik te maken van verharding in stedelijke gebieden. Verder moet er veel meer gebruik gemaakt worden van waterdoorlatende materialen.


Hemelwater vasthouden aan de bron moet voor iedereen (particuliere burgers, landbouw- en natuursector, openbare besturen,…) een evidentie worden. Daarom moet er maximaal ingezet worden op een stimulerend of zelfs sturend beleid.

Water bergen

Nu al beschikbare ruimte

Wanneer er bovenstrooms onvoldoende mogelijkheden zijn om het water vast te houden, is extra buffering nodig. Langsheen rivieren worden gebieden aangesproken waar dit extra water bij extreme afvoeren tijdelijk kan opgevangen worden. In eerste instantie wordt hierbij maximaal gebruik gemaakt van de nu al beschikbare ruimte, door de natuurlijke bergingscapaciteit van valleigebieden (bv. de winter¬beddingen, niet-gecontroleerde overstromingsgebieden) aan te wenden.

Veel gebieden die tijdens de laatste overstromingen onder water hebben gestaan, hebben daar absoluut geen schade van ondervonden. Duizenden hectares natuurgebied en weilanden overstromen, kunnen overstromen en moeten ook overstromen, om er zo voor te zorgen dat het water niet naar andere gebieden loopt waar het veel meer schade aanricht.

Zolang de duur van de overstroming en de hoogte van het water binnen enige perken blijft, geeft dat - zeker in de winter - nauwelijks problemen. De ruimte voor water die er nog is, moet dan ook absoluut gevrijwaard blijven.



Ruimte aan water teruggeven

In tweede instantie zal in een aantal gevallen ruimte moeten worden teruggegeven aan water of bij-komende ruimte voor de opvang van piekafvoeren nodig zijn. Voor bijkomende ruimte zorgen al dan niet gecontroleerde overstromingsgebieden die op een kunstmatige manier de capaciteit voor water¬berging met een maximale efficiëntie uitbreiden ter compensatie van valleigebieden die ondertussen al ingenomen zijn.
In Vlaanderen gebeurt dit voor het Scheldebekken o.a. door aanleg van gecontroleerde overstromingsgebieden in kader van het geactualiseerde Sigmaplan (zie ook Grenzeloze Schelde Nieuws 47, 43-44 en 42). En er bestaan ook concrete plannen tegen wateroverlast rond de Maas (Amice-project) en voor de kust (Geïntegreerd Kustveiligheidsplan 2050). Nederland is hiermee al begonnen onder de titel 'klimaatbuffers’.

Zulke natuurgebieden bieden niet alleen mogelijkheden voor waterbuffering, maar dragen uiteraard bij aan het behoud en het herstel van de biodiversiteit én ze kunnen belangrijke aantrekkingspolen worden voor zachte recreatie, met alle toeristisch-economische voordelen van dien. Belangrijk is wel dat al die mooie plannen en projecten ook echt rekening houden met de wetenschappelijke voorspellingen rond de klimaatverandering. Anders hollen we straks hopeloos achter de feiten aan.






Een degelijk beleid vereist politieke moed. Zo niet, zullen de kosten voor overstromingsbescherming nog verder oplopen en zullen we blijven vaststellen
dat de genomen maatregelen vaak onvoldoende zijn.

Er is een periode geweest dat kleine beken geforceerd door buizen moesten stromen en dat ook grachten werden dichtgemaakt. Helaas was dat een foute keuze en gelukkig zien we dat sloten en grachten terug open worden gemaakt. De resterende gesloten grachten moeten ook worden open gemaakt, aangezien een open gracht een veel grotere opvangcapaciteit heeft.

















ZIT ( = tijdelijke overstromingsgebieden) met een totale
opvangcapaciteit van ca. 50.000m³.
Klik op de kaart om een de pdf te openen.

Een proefproject van het Waalse Gewest en de provincie Henegouwen werd uitgetest in Silly. Het gaat om ‘tijdelijke overstromingsgebieden’, geen geploegde akkers, maar weilanden met vee erop. In geval van overstroming haalt de boer zijn dieren binnen… In die weilanden werd het natuurlijk proces van opvang van regenwater versterkt. Bermen werden aangelegd en kleine dammen geplaatst op strategische plaatsen waardoor het water wordt opgehouden en daarna met een gecontroleerd debiet afgevoerd in de rivier. Vier zones, die in totaal 50.000 m3 kunnen opvangen, werden in de gemeente ingericht op plaatsen die regelmatig onder water lopen. Door de uitzonderlijke hevigheid van de wateroverlast op 13 en 14 november 2010 werden deze zones verzadigd en was er een lichte overstroming daar waar er enkele jaren geleden grote problemen waren. Maar dit systeem heeft toch toegelaten om de waterafvoer te regelen. Bovendien hebben deze zones ook een ecologische functie daar ze ruimte bieden aan een natuurlijke biotoop.

De stad bewust onder water zetten

Als overstromingsgebieden worden meestal velden en weilanden gekozen. Maar in de stad zouden sommige openbare ruimten ook dienst kunnen doen als bufferzones. Het kan misschien wat raar lijken, maar sommige parkings, speelterreinen of graspartijen langs de waterloop zouden tot 50 cm water kunnen opvangen, mits een aangepaste inrichting, de installatie van alarmsystemen en een zeker toezicht in geval van overstroming. De idee is in de stad opnieuw zones te vinden waar de waterloop uit haar oevers kan treden zonder schade te veroorzaken.

Omwille van stedenbouwkundige voorschriften heeft het uiteraard weinig zin bebouwde gebieden op te offeren louter voor de grillen van de rivier: (alle) bestaande gebouwen ter plaatse slopen zou heel slecht worden ervaren door de bewoners en het zou gigantisch veel geld kosten! Ideaal is de hydrologische functies te combineren met andere belangrijke activiteiten. Op voorwaarde dat voldoende ruimte voor de waterloop wordt gelaten, zou het mogelijk moeten zijn om de gebouwen aanpalend aan het water te behouden.

Een overstromingsgebied in de stad afbakenen, zou ook het contact met de rivier herstellen en tegelijkertijd de bevolking herinneren aan het overstromingsgevaar zodat ze zich beter zou kunnen voorbereiden, met kennis van zaken.

Voorbeelden:
zie http://www.vvsg.be/Omgeving/Water/Documents/280910-Water_in_balans-wvi_20100927_studiedag_water.pdf (slide 9/29)
zie http://www.vvsg.be/Omgeving/Water/Documents/280910-Water_in_balans-invloed_klimaatverandering.pdf (slide 23/27)

Inrichten van stormbekkens

De aanleg van een storm- of bufferbekken heeft enkel tot doel de wateroverlast af te toppen: door het water op te vangen in een groot bekken, wordt het afvloeien van het regenwater tijdelijk vertraagd. Na de storm wordt het water vervolgens geleidelijk aan weer afgevoerd naar de waterloop. Een storm- of bufferbekken heeft een beperkt opvangvermogen en is dus efficiënt om tijdelijke neerslag op te vangen maar het zal onvoldoende blijken voor langdurige neerslag.

Omdat de afvloeiing van regenwater steeds heviger wordt en de bodems steeds minder doorlatend zijn, komt het water steeds sneller en in grotere hoeveelheden in de waterloop aangestroomd. De vraag naar stormbekkens om plotse wateroverlast te vermijden wordt dus altijd groter en hun aantal blijft toenemen. Maar de bouw van zulke kunstwerken vereist aanzienlijke financiële middelen en veel ruimte, terwijl de ruimte steeds zeldzamer wordt ten gevolge van de verstedelijking van de valleien.

Net zoals het onderhoud van de waterlopen, bepaalt de lengte van de waterloop wie van de drie instanties (gemeente, provincie, gewest) het stormbekken zal bouwen.

De aanleg van stormbekkens is dus geenszins de enige oplossing die dient overwogen te worden om stortvloeden te bekampen. Men moet er met omzichtigheid mee omspringen en blijven werken aan de preventie om het hard aanstromen van regenwater bij neerslag te voorkomen.


Bufferbekkens Werversbos Brasschaat (Vlaanderen) leverde goed werk (bron: Gazet van Antwerpen - 14/11/2010)


Climate proof?

Alle inrichtings- en infrastructuurwerken dienen zo uitgevoerd dat ze rekening houden met of op termijn aanpasbaar zijn aan de te verwachten klimaatverandering.
Ontwerpwaarden van buffervoorzieningen die volgens de huidige aanpak een terugkeerperiode van overloop van de buffervoorziening hebben van grootteorde 2 jaar, zouden tegen het eind van deze eeuw onder het ‘hoog-klimaatscenario7’ een verkorte terugkeerperiode hebben van slechts een half jaar. Huidige ontwerpwaarden met een terugkeerperiode van 5 jaar, kennen in dat geval een verkorte terugkeerperiode tussen één en anderhalf jaar. Door de klimaatverandering zouden buffervoorzieningen dus groter gedimensioneerd moeten worden of zouden er bijkomende voorzieningen nodig zijn die hemelwater stockeren en/of laten infiltreren in de ondergrond.
Onder het hoog-klimaatscenario zou het nodige buffervolume met 15 tot 35 % moeten toenemen.

Water vertraagd afvoeren

Eens in de waterloop wordt veel water te snel afgevoerd. Veel beken en rivieren zijn immers aangepast tot rechtgetrokken, gebetonneerde afvoerkanalen. Via deze 'snelwegen' komt het water pijlsnel naar beneden en aan de eerste flessenhals duiken de problemen op. Het is dus ook belangrijk om het water in de beken en rivieren trager naar beneden te laten gaan.

De regelbaarheid van de afvoer moet groter gemaakt worden, zodat het doorgaand debiet aangepast kan worden aan de situatie. Zo zou het mogelijk moeten zijn bij piekafvoer het water maximaal op te houden zonder ongewilde overstromingen tot gevolg.

Herstel van meanders

Meanders remmen de stroming van het water af en vergroten het volume water dat in de rivier kan geborgen worden. In de laatste decennia werden de meanders opgeofferd ten voordele van de snelle waterafvoer, de scheepvaart of de verstedelijking. Een efficiënt middel om het overstromingsgevaar tegen te gaan is dus precies de natuurlijke meanders van de rivieren te herstellen. De voordelen zijn veelvoudig, zoals bijvoorbeeld: de rivier wordt langer, erosie neemt af door de lagere stroomsnelheid, ook plotse piekafvoer wordt afgeremd, de rijkdom aan leefgebieden aan en in de waterlopen verhoogt.

Hetzelfde geldt voor maatregelen die de weerstand of 'ruwheid' van de oevers en de waterbodem verhogen door oever- en waterplanten te laten groeien en waar het kan zelfs bomen die in de waterloop vallen, daar te laten. Dat gebeurt vandaag al in de Dijle stroomopwaarts van Leuven, met een mooi resultaat.

Het baggeren van waterlopen

Waterlopen worden gebaggerd om de rivierbodems te onderhouden. Zonder baggerwerken kan het slib zich natuurlijk ophopen op ‘ongewenste’ plaatsen en de doorstroming van het water beletten of, bij bevaarbare rivieren, de scheepvaart hinderen. Aangezien door erosie de hoeveelheid slib in de waterlopen enorm toeneemt, blijkt het baggeren steeds meer aangewezen.

Maar er is baggeren en baggeren: “Het kan de beste en de slechtste oplossing zijn”, stelt Yves Zech, professor aan de afdeling Civiele Techniek en Milieu van de katholieke universiteit van Louvain-la-Neuve (UCL). “Het is de beste oplossing als de operatie zich afspeelt in het stroomafwaartse gedeelte van de waterloop. Maar het is de slechtste oplossing als men stroomopwaarts baggert zonder het ook stroomafwaarts te doen”. Stroomafwaarts baggeren vergemakkelijkt de afvoer naar de zee. Stroomopwaarts baggeren verhoogt echter het overstromingsrisico stroomafwaarts wegens het sneller toestromen van het water.

Noodzakelijk zijn dus een doordachte baggerstrategie én een uitstekende coördinatie op het niveau van de stroomgebieden en tussen de verschillende waterbeheerders opdat geen enkele waterloop stroomopwaarts zou worden gebaggerd zonder dat dit stroomafwaarts is gebeurd…
Maar een maximale hydraulische capaciteit ontwikkelen botst vaak met ecologische doelstellingen. De baggerwerken moeten dus gerichter uitgevoerd te worden op kritische plaatsen waar er overstromingen zijn. De rivierpanden in steden genieten voorrang, er wordt weinig tot niet gebaggerd in de bosgebieden waar geen overstromingsgevaar dreigt en die dienst (kunnen) doen als bufferzones.

Het is wel altijd belangrijk herstellingswerken uit te voeren aan oevers die het gevaar lopen in te storten. Een ingestorte oever vormt immers slib dat dammen gaat vormen, wat zware schade kan veroorzaken.

7 Op basis van recente data en klimaatmodellen werden klimaatscenario’s voor België afgeleid. De resultaten volgens de verschillende klimaatmodelsimulaties werden samengevat in vier klimaatscenario’s: het hoog-klimaatscenario (nat scenario voor de winter), het midden-klimaatscenario (gematigd scenario), het laag-klimaatscenario (droog scenario voor de zomer) en het scenario met zeer intense regenbuien in de zomer. Ze laten toe om het bereik aan mogelijke toekomstige veranderingen in rekening te brengen in hydrologische en ecologische impactstudies.

top >>



B. INZETTEN OP ZUINIG EN INTENSIEF RUIMTEGEBRUIK


Een vijfde van België is bebouwd, dit blijkt uit de cijfers van Statistics Belgium. In Vlaanderen is 26% van de oppervlakte bebouwd, in Wallonië 14%, in Brussel 78%. Uit deze cijfers blijkt verder dat de verstening aan een vrij gelijkmatig tempo verloopt. In 2009 kwam er 4.200 ha bebouwd gebied bij, wat vergelijkbaar is met de voorgaande jaren. Als we aan dit tempo verder blijven bouwen, zal het water nog maar weinig uitwijkmogelijkheden resten…

Het beleid van verdergaande urbanisering van stedelijke randgebieden en het verder afgelegen platteland moet worden stopgezet. Er moet veel sterker worden gekozen voor kernversterking en inbreiding in bestaande steden en dorpskernen.
Het is immers een illusie om te denken dat in een dergelijk volgebouwde omgeving de waterhuishouding nog kan gecontroleerd worden met kunstmatige ingrepen zoals bufferbekkens, stuwen en hogere dijken (wat veelal als eerste oplossing te horen is in de media). Er moet volop ingespeeld worden op natuurlijke processen en dynamieken, in de eerste plaats door natuurlijke overstromingsgebieden te vrijwaren. Er moet veel sterker ingezet worden op het reserveren van ruimte voor water.

Ook zal er moeten nagedacht worden over meer innovatieve ruimtelijke vormen. Dat een bepaalde ruimte nodig is voor waterberging hoeft niet per definitie te betekenen dat hier geen andere functies meer mogelijk zijn. Er moet net gestreefd worden naar multifunctionaliteit in de ruimte. Nieuwe woontypologieën zoals bijvoorbeeld paalwoningen zullen moeten gezocht worden om onze zeldzaam wordende ruimte toch optimaal te kunnen benutten, zonder hierbij te snoeien in nodige overstromingsgebieden.

Nota Vlaams Parlement ‘Vlaamse ruimtelijke plannen en waterbeheer’, BBLV vzw, Erik Grietens

top >>



C. GECOÖRDINEERDE BEVOEGDHEDEN

Hervorming van het waterbeheer

Ten tijde van overstromingen ligt het waterbeheer steeds onder vuur. Overal zijn er dan kritieken te horen op het openen van sluizen, de algemene organisatie en de preventie. De overstromingen van november 2010 roepen dezelfde vragen op. Ook is de bevoegdheidsverdeling binnen het waterbeheer te versnipperd om een snel samenbrengen van en duidelijke communicatie tussen alle betrokken actoren in crisissituatie mogelijk te maken.

De onderverdeling van de onbevaarbare waterlopen in drie categorieën (gewest, provincies en gemeenten) en de opdeling van de bevaarbare waterlopen onder meerdere agentschappen of instanties is zeker aan herziening toe. Ook moet men de bevoegdheden op vlak van peil- en debietmetingen en de opvolging en de voorspelling van wateroverlast en waterschaarste aan één instantie (per gewest) toevertrouwen.
Bovendien stoppen waterlopen niet aan de gewestgrenzen, dus gewestgrensoverschrijdend dient de nodige aandacht te gaan naar afstemming van beheer en uitwisseling van info en data.

In het kader van het integraal waterbeleid zoals omschreven in de Europese Kaderrichtlijn Water (EKW, 2000/60/EG), moet het overstromingsrisico stilaan integraal aangepakt worden op schaal van het stroomgebied. De Europese kaderrichtlijn betreffende de evaluatie en het beheer van de overstromingsrisico’s (2007/60/EG), gepubliceerd in 2007, vindt geleidelijk aan zijn ingang, maar de toepassing ervan zal nog veel inspanningen vergen op het vlak van herstructurering van de bevoegdheden. Het is een teken van het goed begrip van het probleem door de politieke verantwoordelijken en hierdoor zal het binnenkort mogelijk zijn een globale visie te krijgen van het overstromingsgevaar op niveau van het stroomgebied.

De bekkenwerking (in Vlaanderen)

Vlaanderen telt elf bekkens. Elk bekken heeft een bekkenbestuur, een bekkenraad en een bekkensecretariaat. In het bekkenbestuur zetelen vertegenwoordigers van het Vlaamse Gewest en mandatarissen van de provincies en de deelbekkens. De voorzitter van het bekkenbestuur is de provinciegouverneur. In een aantal bekkens is er een co voorzitterschap of een beurtrolsysteem tussen de gouverneurs van de provincies die deel uitmaken van het bekken. Het bekkensecretariaat onder leiding van de bekkencoördinator staat in voor de dagelijkse werking van het bekken en wordt hiervoor bijgestaan door een ruimer ambtelijk bekkenoverleg. In de bekkenraad zetelen vertegenwoordigers van de maatschappelijke belangengroepen die betrokken zijn bij het integraal waterbeleid.
Via het overleg binnen de bekkenstructuren tussen alle bij het water betrokken partijen worden het waterbeleid en het waterbeheer binnen het bekken op elkaar afgestemd. Het zes jaarlijkse bekkenbeheerplan brengt het integraal waterbeheer in het bekken in de praktijk. Het bundelt alle aspecten en kenmerken van het bekken en beschrijft welke er de kansen en knelpunten zijn. Het centrale hoofdstuk van het plan is een weloverwogen visie op het waterbeheer in het bekken. Die visie wordt in de praktijk vertaald naar concrete acties en maatregelen. Om een idee te krijgen van de acties die in deze bekkenbeheerplannen opgenomen zijn, kan u een kijkje nemen op het geoloket van de bekkenwerking. De jaarlijkse bekkenvoortgangsrapporten rapporteren over de voortgang van de uitvoering van het bekkenbeheerplan.
Voor meer info, zie www.bekkenwerking.be.

De elf bekkens in Vlaanderen werden verder onderverdeeld in ruim honderd deelbekkens. Het overleg op het deelbekkenniveau vindt plaats in de waterschappen. Een waterschap is een samenwerkingsverband tussen de verschillende waterbeheerders in een deelbekken of meerdere deelbekkens die behoren tot hetzelfde bekken: het Vlaamse Gewest, de provincies, de gemeenten, de polders en de wateringen.

Bron: CIW Rapport Globale evaluatie overstromingen (CIW 12 mei 2011).


Vragen rijzen om de overlegstructuren, de planning en de procedures van het integraal waterbeleid te vereenvoudigen en te optimaliseren. Want wie ziet nog de bomen door het bos bij zo een sterke onderverdeling?

Naar aanleiding van de overstromingen in november 2010 heeft het Vlaams Parlement een Verenigde Commissie (de Commissie Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed en de Commissie Mobiliteit en Openbare Werken) in het leven geroepen, die zich over de overstromingsproblematiek in Vlaanderen heeft gebogen. De verslagen en conclusies kunnen geraadpleegd worden via www.vlaamsparlement.be.
In deze Verenigde Commissie werd door de meeste sprekers het rivierbekken als optimale organisatie- en coördinatieniveau gesuggereerd.

Tevens stuurt de Vlaamse Regering aan de hand van het Decreet integraal waterbeleid (zie hoofdstuk ‘Een paar instrumenten in de praktijk’) aan op het voorstellen van een adequate bevoegdheidsverdeling voor de waterwegen en de onbevaarbare waterlopen om een meer geïntegreerd, logisch samenhangend en efficiënter beheer te realiseren.

De riviercontracten (in Wallonië)

De riviercontracten (‘contrats de rivières’) bestaan erin alle actoren van een stroombekken rond de tafel te verenigen om samen een actieprogramma vast te leggen met het oog op het herstel van de waterlopen, hun omgeving, de watervoorraden van het rivierbekken, waarbij de gebruikelijk administratieve (gemeentelijke, provinciale, …) grenzen worden overschreden. Worden uitgenodigd om deel te nemen aan dit initiatief: de politieke vertegenwoordigers, het onderwijs, de socio-economische wereld, de verenigingen en wetenschappers.

Grensoverschrijdende samenwerking

Een watersysteem stopt niet aan administratieve grenzen. Daarom is een integrale aanpak noodzakelijk, met veel overleg over de grenzen van gemeenten, provincies, gewesten en landen heen.
De internationale coördinatie van de bescherming tegen overstromingen gebeurt via de structuren van de Internationale Scheldecommissie (ISC) en de Internationale Maascommissie (IMC). Zowel land- als gewestgrensoverschrijdend dienen er verdere afspraken gemaakt te worden onder meer met betrekking tot de grensoverschrijdende gegevensuitwisseling van afvoervoorspellingen. Bestaande datatransfers dienen hiertoe verder uitgebouwd. Waterbeheerders dienen elkaar ook over gewest- of landsgrenzen heen op de hoogte te houden van investeringen, infrastructuurwerken, … en afspraken maken met betrekking tot crisisbeheer en –communicatie.


top >>



D. GOED WATERBEHEER MET AANGEPASTE INFRASTRUCTUUR

Een goed onderhoud van waterlopen is de basis van het waterbeheer. Dit dagelijkse beheer moet voldoende aandacht krijgen, naast grootse investeringswerken. Waterlopen dienen het overtollige water op een veilige manier te kunnen afvoeren en in geval van watertekort het water te kunnen ophouden.

Procedures kunnen eenvoudiger gemaakt worden, bijvoorbeeld bij oeververdedigingswerken, slibruimingen, afzetten van slib op de oever, … Het is belangrijk dat de verschillende wetgevingen (natuur, bodem, water, afval, ruimtelijke ordening) maximaal op elkaar afgestemd worden zodat de aanwezige tegenstrijdigheden en onduidelijkheden weggewerkt worden en administratieve last en doorlooptijd ingeperkt worden.

Automatisering van kunstwerken maakt efficiëntere sturing mogelijk en kan vermijden dat bijvoorbeeld een wachtbekken reeds volgelopen is op het moment dat grootse vloed nog moet komen. Ook moet er aandacht zijn voor afstemming van sturing van infrastructuur voor waterlopen die in elkaar overlopen. Sturing en overzicht op niveau van het bekken is het meest aangewezen.
Voorts dient werk gemaakt van de uitvoering van infrastructuurwerken en waterbeheersingswerken mits de nodige kredieten beschikbaar gesteld worden en mits de vergunningsprocedures en grondwerving tijdig gefinaliseerd worden.
Om het versneld dichtslibben ten gevolge van bodemerosie tegen te gaan moeten er nog meer duurzame en afdwingbare oplossingen gezocht worden in kader van de erosiebestrijding.
Preventief en gericht onderhoud van krooshekkens, duikers, inbuizingen, rioleringen is essentieel om problemen te voorkomen bij piekdebieten.

Een goede onderbouwing van het onderhoud van waterlopen is belangrijk om de verschillende doelstellingen waaronder de afvoer van piekdebieten te realiseren. Afstemming tussen waterbeheerders is hierbij belangrijk. Onderhoud van de waterlopen wordt op heel wat plaatsen bemoeilijkt door het ontbreken van de handhaving van de ‘5m zone’ langs de waterloop.

Bron: CIW Rapport Globale evaluatie overstromingen (CIW 12 mei 2011)

Tot slot is het zinvol de dimensionering van de infrastructuur op waterwegen te evalueren aan de huidige omstandigheden van de watercyclus. Dient bijvoorbeeld de afvoercapaciteit van de stuwsluizen op de Dender en het Kanaal Charleroi-Brussel niet vergroot te worden?

top >>



E. VERDERE OPTIMALISERING VAN DE OVERSTROMINGSVOORSPRELLING


Een goede voorspelling van mogelijke overstromingen is van levensbelang. Dat is in de herfst van 2010 duidelijk gebleken. Dat we hiervoor al over geschikte instrumenten beschikken, zal niemand ontkennen. Maar dit betekent niet dat er niet nog het een en ander kan verbeterd en op mekaar afgestemd worden.

Voor een overzicht van de verschillende overstromingsvoorspellers, klik hier.

Naast een betere onderlinge afstemming van deze instrumenten, moet er ook voldoende aandacht besteed worden aan de informatieverwerking. Het streefdoel is een automatische verwerking van alle data tijdens en na elke overstroming. Momenteel dienen nog veel gegevens manueel ingevoerd worden, wat vaak een tijdrovende bezigheid is. Eens de dataverwerking geautomatiseerd, kunnen de voorspellingsmodellen snel en efficiënt aangepast worden aan nieuwe gebeurtenissen, zodat ze bij een volgende kritiek moment alle laatste gegevens in de berekeningen verwerken. Met weer de nodige aandacht dat dit zowel tussen de gewesten onderling gebeurt als gewestgrensoverschrijdend.


top >>



F. WATERBEHEER BETER (JURIDISCH) ONDERBOUWEN


België, met name de drie gewesten, heeft op juridisch vlak al enkele nuttige instrumenten uitgebouwd om het probleem van wateroverlast aan te pakken, zowel bij de bron bij het vasthouden van het regenwater als bij het bergen van overtollig water in bufferbekkens. De watertoets en de hemelwaterverordening (Vlaanderen), het ‘plan pluie(s)’(Wallonië en Brussel) vormen bij wijze van voorbeeld belangrijke kapstokken voor de beleidsvoerders.

Het onderzoek in kader van de recente overstromingen heeft echter aangetoond dat er nog heel wat lacunes in de wetgeving zitten. Ofwel ontbreken de juiste regels om maatregelen voor waterbeheersing effectief verwezenlijkt te krijgen in de praktijk (bv. bij bouwprojecten) ofwel zijn de bestaande regels en procedures zo omslachtig of onduidelijk dat het moeilijk is om adviezen in de praktijk om te zetten. Hierdoor kan nog steeds onvoldoende afgedwongen worden om bv. regenwater voldoende op eigen terrein op te vangen, om met waterdoorlatende materialen te verharden, om van verharde oppervlaktes afstromend water vast te houden, om niet te bouwen in waterziek gebied, enz. Er moet dringend werk gemaakt worden van strengere én duidelijkere regelgeving. De regelgeving moet geoptimaliseerd worden met het oog op meer efficiëntie, overzichtelijkheid, begrijpbaarheid en toepasbaarheid om, ten voordele van het water, voldoende druk uit te kunnen oefenen op de wijze waarop we bouwen.

Een evaluatie van de watertoets (zie verder) in Vlaanderen heeft aangegeven dat de ganse procedure van ontwerp over advisering tot uitvoering van waterbeheersingswerken sterk vereenvoudigd en ingekort moet worden. Waterwerken (zowel publiek als privaat) dienen meer losgekoppeld te worden van de stedenbouwkundige benaderingen. Ze vereisen een eigen specifieke aanpak met de nodige juridische ondersteuning en mogen niet langer herleid worden tot een onderdeel in een vergunningsaanvraag.


Hieraan gekoppeld is er minstens evenveel nood aan een betere opleiding en ondersteuning van alle professioneel betrokkenen bij het watervraagstuk: adviserende overheidsdiensten, de waterbeheerders, architecten, ingenieurs, ruimtelijke planners, notarissen, immobiliënkantoren,…

Het is echter niet voldoende om strengere regels, beter toepasbare adviezen en snellere procedures uit te werken om tot het juiste resultaat te komen. Er moet ook voor gezorgd worden dat men bij elk initiatief spontaan gaat zoeken naar alternatieven die gunstig zijn voor het watersysteem. De integratie van het duurzaam waterbeleid in projecten dient gefaciliteerd.
Dit kan via sensibiliseren en mobiliseren van de bevolking, maar nog meer door het voorzien van de juiste financiële instrumenten om de implementatie van maatregelen te vergemakkelijken, meer bepaald door het voorzien van financieringen, het verlenen van subsidies en dergelijke. Er bestaan reeds enkele instrumenten, maar deze kunnen enkel optimaal functioneren mits de nodige middelen beschikbaar zijn.

top >>

Terug naar de inhoudsopgave >>

 

Reacties op de nieuwsbrief en/of voorstellen voor artikels zijn welkom >>