VLAANDEREN: Oeverzwaluwen
langs de Leie
Randvoorwaarden voor een duurzame populatie-ontwikkeling
De Oeverzwaluw (Riparia Riparia)
is onze kleinste zwaluwsoort. Oeverzwaluwen danken hun naam
aan de plaats waar ze nestelen. Vroeger woonde de Oeverzwaluw
vooral in een zelf gegraven hol in steile oevers langs kronkelende
rivieren. Daar is de laatste decennia op een heel snel tempo
verandering in gekomen door onder meer het rechttrekken van
rivieren en de betonnering van de wanden.
Van betonplaat naar beheerplan
De oevers langs de gekanaliseerde
Leie zijn veelal versterkt met licht-gewapende betonplaten.
Her en der komen de voegen van die betonplaten los, de wanden
onderspoelen en de betonplaten breken. Op die manier ontstonden
tussen Deinze en St-Baafsvijve rechte kale wanden van zo'n
4m hoogte die een goede nestgelegenheid bieden voor kolonies
Oeverzwaluwen. Deze geërodeerde zones liggen gekneld tussen
de waterweg en het jaagpad waarlangs al dan niet nutsleidingen
liggen zodat de waterwegbeheerder (n.v. Waterwegen en Zeekanaal,
afdeling Bovenschelde W&Z) genoodzaakt is de gestaag afkalvende
wanden opnieuw te verdedigen.
Naar aanleiding van de stedenbouwkundige vergunning voor de
geplande oeverherstellingswerken en de randvoorwaarden die
daarin zijn opgelegd werd het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek
door W&Z om advies gevraagd hoe de nestgelegenheid voor Oeverzwaluwen
best kan worden gevrijwaard.
In eerste instantie werd een verkennend onderzoek uitgevoerd
naar de randvoorwaarden voor een duurzame populatieontwikkeling
van Oeverzwaluwen langs de Leie. Vervolgens werd een beheerplan
opgesteld.
Biotoopkenmerken
De Oeverzwaluw houdt van dynamische
milieus. Ze hebben een voorkeur om nieuwe gangen te graven
in verse rechte wanden. Ook de broedwanden langs de Leie van
tijdelijke aard. Jaarlijks worden de wanden 'schoon gemaakt'
door de erosieve kracht van de golfslag en piekdebieten op
de Leie.
Oeverzwaluwen zijn kolonievogels. Ze nestelen vlakbij
elkaar. De grootte van de kolonies varieert. De kolonies bevatten
zelden meer dan honderd broedparen.
Wat maakt een wand nu zo aantrekkelijk voor Oeverzwaluwen?
Een complex van factoren speelt een rol ten aanzien van de
geschiktheid van de wand:
- overheersende windrichting en windkracht
- temperatuur, stand van de zon (duur)
- neerslag, relatieve luchtvochtigheid
- expositie
- grondsoort (textuur en consistentie).
Deze
factoren zijn vooral belangrijk in de periode voor en terwijl
de holen worden gegraven. Oeverzwaluwen overwinteren in tropisch
West-Afrika. Eind maart, begin april komen ze bij ons toe om
hun nest te bouwen en zich te reproduceren. Oeverzwaluwen broeden
langs de Leie nagenoeg evenveel in zuidoost als noordwest gerichte
wanden. De belangrijkste kolonies worden aangetroffen in wanden
gericht naar het zuidoosten. Ze hebben een voorkeur voor oevers
met lemig zand en zand, in mindere mate ook klei, licht zandleem
en zandleem. Oeverzwaluwen maken hun nestgangen zo hoog mogelijk
in de steilwand. Hardere en meer vochtige lagen aangerijkt met
klei- en ijzerdeeltjes worden vermeden.
Aangepast beheer leidt tot
broedsucces
Op plaatsen met brede bermen genieten
natuurlijke dynamische systemen de voorkeur. Deze behoeven
geen onderhoud. Indien het aanbod van spontaan afgekalfde
wanden niet volstaat om de populatie Oeverzwaluwen in stand
te houden, kunnen broedwanden van Oeverzwaluwen beheerd worden.
Dit kan langs de Leie gecombineerd worden met de noodzakelijke
oeververstevigingen. Hierbij kunnen vooroevers met een voldoende
grote in- en uitstroomopening in de vaarrichting aangelegd
worden. Al dan niet met rietaanplant zolang steeds een strook
over de volledige lengte open gehouden wordt om de doorstroming
te bevorderen en de aanslibbing te verminderen. Beheer hierbij
is erg belangrijk om broedsucces mogelijk te maken! De wand
wordt best jaarlijks of tweejaarlijks vertikaal afgestoken
net voor de Oeverzwaluwen naar hun vertrouwde broedbiotoop
terugkeren. De vegetatie onderaan de wand dient te worden
vrijgemaakt indien nodig, tenzij er een rietaanplant is voorzien.
Als verlanding optreedt in de vooroever, kan vijfjaarlijks
worden gebaggerd.
Maud
Raman -
Kris Decleer
Referenties:
Maud Raman & Kris Decleer. 2009. Randvoorwaarden voor
een duurzame populatieontwikkeling van oeverzwaluwen langs
de Leie. Voorstellen voor inrichting en beheer van oeverzwaluwranden
langs de Leie. Rapport van het Instituut van Natuur- en bosonderzoek.
Brussel: in opmaak.
|