header-left  
header-right facebook
  Nieuws nr. 70 - juni 2015    
 
Onderwerp / Sujet Geadresseerden / Adressée à
(email-adressen scheiden door een komma / séparez les adresses e-mail par une virgule)

Gecontroleeerde overstromingsgebieden:
tegen wateroverlast en vóór biodiversiteit

Ze zijn helaas brandend actueel, de West-Vlaamse, provinciale ‘gecontroleerde overstromingsgebieden’ (GOG’n). Er kan helaas niet op 2014 teruggeblikt worden, zeggend ‘dat alles goed was’. Want zolang er één straat, huis of kelder onder water komt, is er werk aan de winkel!

Want we geloven in de aanpak van GOG’n! Zij die stellen dat het probleem van wateroverlast bij de bron zit, en dat regenwater veel te snel en veel te massaal in ons waterlopenstelsel terecht komt, hebben uiteraard gelijk! Maar dat neemt niet weg dat er op vandaag reële problemen zijn van wateroverlast, die niet langer via brongerichte maatregelen op te lossen vallen. Voor die situaties blijft ons devies: ‘als een beek van tijd tot tijd dan toch uit zijn oevers moet treden, dan liefst op een voorspelbare plek, die daartoe speciaal is ontworpen/ingericht, en waar zich geen schade aan infrastructuur kan voordoen’.

Om zo’n gebieden goed te positioneren, goed te dimensioneren en goed te ontwerpen is een oefening, waarbij helaas enkel de praktijk je kan leren of wat je deed ook voldoende was. De overstromingsgebieden waarover in dit artikel wordt gesproken, zijn tussen de 1 en 3 hectaren groot, aangelegd om de overlast die waterlopen van 2de en 3de categorie veroorzaken, te voorkomen of te verminderen. Want ons milieu laat zich niet voor 100% voorspellen. See, learn and adapt, altijd weer opnieuw.

photo
GOG op de Onledebeek te Roeselare (10/06/2015)
Bron: Wouter Vuylsteke - Provincie West-Vlaanderen (Dienst Milieu Natuur en Waterbeleid)

Er spelen zich ook nog andere leerprocessen af rond deze GOG’n, met name rond het beheer ervan!

De allereerste overstromingsgebieden werden - in lang vervlogen tijden - ontworpen en gedimensioneerd op basis van 1 parameter: hoeveel water moet ik kunnen stockeren? Dat zo’n GOG na aanleg ook spontaan en natuurlijk ontwikkelt, met een heleboel typische planten en dieren tot gevolg, was toentertijd eigenlijk niet echt een aandachtspunt.

Onterecht! Want in sommige gevallen leidde forse plantengroei mettertijd tot het verlies van al te veel waterstockage-capaciteit. Op zo’n vaststelling volgde een noodgreep en zette een kraan het gebied weer maagdelijk tot op de blote aarde. Uiterst logisch, vond de waterbouwkundig ingenieur. ‘Een ramp’ vonden zij, die sedert de aanleg een moerasgebiedje tot ontwikkeling hadden zien komen. Beiden hadden gelijk, doch allebei enkel vanuit hun eigen perspectief!

Laat er geen enkele discussie over zijn dat de primaire functie van een GOG het voorkomen van wateroverlast is! Maar als je zo’n dingen ontwerpt en aanlegt, ben je je er wel beter van bewust dat blote grond nooit blote grond blijft. De natuur gaat er zijn gang, of je dat nu wil of niet. De zaken gewoon op zijn beloop laten, is meestal geen goed idee. Waterbouwkundig niet, omdat de jaarlijkse ophoping van afgestorven plantenresten op de langere termijn het waterbergend vermogen van het GOG aantast. Ecologisch niet, omdat de natuurlijke evolutie van een GOG op termijn altijd uitmondt in een moerasbos met hoofdzakelijk wilg en els. Op zich leuk, maar een mix van moerasbos, rietland, bloemrijke ruigte, ... herbergt veel méér biodiversiteit dan louter moerasbos! GOG’n kunnen dus maar beter jaarlijks beheerd worden, om waterbouwkundige én ecologische redenen. En eigenlijk ook nog om een derde reden: de publieke perceptie. Een GOG, dat zich na aanleg vrij ontwikkelde tot moerasbos, laat - voor sommigen - een wilde en onverzorgde indruk na, alsof de provincie zijn inrichtingswerken niet ‘in ere’ zou houden.

En dus zijn we sinds een aantal jaar bezig met nog een ander leerproces, dat van het slimme beheer van onze GOG’n (en hoe we met slim ontwerp de beheerstaak gevoelig kunnen vergemakkelijken). Want ook daar geldt dezelfde logica: see, learn and adapt!


photo
Bron: Natuur- en Milieu Info - voorjaar 2015

In een notendop de geleerde lessen als het over het beheer van GOG’n gaat...

Wateroppervlakken hoeven geen beheer!

Het is raadzaam om bepaalde stukken van een GOG in voldoende overdiepte te ontwerpen, zodat ze permanent voldoende diep waterdragend zijn! Dat creëert beheersgemak én een leuke extra variatie in biotopen!

Als je een GOG niet kan betreden, kan je het ook niet beheren!

Wanneer je een ‘droog’ GOG ontwerpt, dan is het belangrijk te zorgen dat de site een voldoende lange periode van een gemiddeld jaar betreedbaar is. Situaties waarbij je jaarrond wegzakt in de modder zijn ‘onbeheerbaar’. Het heeft dus weinig zin om een GOG dieper te willen uitgraven omwille van het creëren van bergingscapaciteit, als je daarmee een onbeheerbare situatie ontwikkelt.

Dagzomende minerale aarde: minder beheerswerk en méér biodiversiteit!

Bij de aanleg van een GOG wordt dikwijls behoorlijk wat afgegraven. Een normaal bodemprofiel is opgebouwd uit bovenaan enkele tientallen cm goede grond of ‘zwarte aarde’ (waarin quasi alle humus en voedingsstoffen geconcentreerd zitten) en daaronder de minerale bodem met veel minder van dat alles. Als de graafwerken zo opgeleverd worden zodat de minerale grond overal aan de oppervlakte zit (zowel in de diepte als op de dijken), dan is de biomassa-ontwikkeling in zo’n geval veel minder fors, in vergelijking met op zwarte aarde. De natuurlijke ontwikkeling van zo’n situatie is dan ook veel trager! Het open pioniersstadium (waarbij tussen planten nog veel open grond is) zal bijvoorbeeld veel langer duren, wat steltlopers zeer goed nieuws vinden!

Een schuin aflopende bodem

De grenzen tussen droge delen van een GOG en stukken die permanent waterdragend zijn hoeven geen harde grenzen te zijn. Ecologisch het interessantst is om het grondoppervlak van een GOG schuin te laten aflopen van droog naar nat. Zo ontstaat de ruimst mogelijke variatie in vochtgradiënten op het terrein.

Een stuurbaar waterpeil in een GOG is uiterst handig!

Een gekend probleem bij de natuurlijke evolutie van een GOG is de massale opslag van wilgen. Om al die wilgen uit te trekken is een leeuwenwerk. En wilgen maaien is water naar de zee dragen, want die stoelen allemaal netjes weer uit met nog meer scheuten tot gevolg. Een beproefde techniek is om de wilgen te maaien, en ze daarna te ‘versmachten’ onder een laagje water. Zo krijgen de echte waterplanten (Riet e.d.) een concurrentieel voordeel om zich te vestigen, en lost je wilgenprobleem zich vanzelf op! Maar een laagje water op een GOG zetten, kan alleen als je je GOG ook zo ontworpen hebt (met een gepaste instroom- en een regelbare uitstroomconstructie).

Grazen of maaien?

Wanneer de situatie het toelaat (betreedbaarheid!) kan overwogen worden om een GOG te begrazen. Sommige grazers zijn niet vies van moerasvegetatie en nog sommigen (koeien) knabbelen bijvoorbeeld ook aan jonge wilgen, en bieden zo een oplossing voor massale wilgenopslag. De dijken rond een GOG fungeren daarbij enerzijds als voorraad kwalitatief gras, maar ook als ‘vluchtheuvel’ wanneer er effectief hoog water zou optreden! Grazen heeft het voordeel van spotgoedkoop te zijn (je vindt altijd wel iemand die een plek zoekt om dieren te laten grazen), het ecologische resultaat is echter veel minder gegarandeerd ...

Een lappendeken van vegetatietypes

Bij een GOG hoeft meestal niet de totale oppervlakte jaarlijks integraal beheerd te worden. Pleksgewijze variëren in vorm en intensiteit van beheer is een goed idee. Zo verkrijg je op termijn een mix van pioniersvegetatie, bloemrijk vochtig grasland, ruigte en moersasbos.

Gespecialiseerd machinaal maaiwerk kan ook!

Bron: Natuur- en Milieu Info - voorjaar 2015
Sedert enkele jaren experimenteert het provinciebestuur met beheer met aangepaste machinerie (rupsmaaiers e.d.), globaal tot tevredenheid! Waar voordien het beheer in hoofdzaak gebeurde door mankracht, was een zekere mate van mechanisatie onvermijdelijk!

En zo krijgen ondertussen een tiental GOG’n een aangepast beheer, waarbij we van jaar tot jaar openstaan om ons aan te passen volgens het see, learn and adapt principe. Met de overdracht van de waterlopen derde categorie komen ook een aantal gemeentelijke GOG’n in het vizier van provinciaal beheer. En bij de ontwikkeling van nieuwe provinciale projecten, pogen we maximaal om bepaalde principes van ‘slim ontwerp’ binnen te loodsen in het ontwerpproces.


Artikel door Wouter Vuylsteke uit Natuur & Milieu info (voorjaar 2015) van de Provincie West-Vlaanderen.


 
Terug naar de inhoudsopgave >